Clausule 1 (Toepassingsgebied) Interpretatie van de derde alinea
Deze norm behandelt de redelijkerwijs te voorziene gevaren die apparaten met zich meebrengen en waarmee alle personen te maken krijgen. Over het algemeen wordt er echter geen rekening gehouden met:
– personen (inclusief kinderen) van wie
• fysieke, zintuiglijke of mentale vermogens; of
• gebrek aan ervaring en kennis
voorkomt dat ze het apparaat veilig kunnen gebruiken zonder toezicht of instructies;
– kinderen die met het apparaat spelen.
De norm heeft betrekking op de gevaren die de apparaten met zich meebrengen en houdt geen rekening met de bescherming van lichamelijk of geestelijk gehandicapte mensen, noch met de gevaren die jonge kinderen met de apparatuur kunnen veroorzaken.
Sommige van de nieuwere versies van de norm houden rekening met een deel van de bescherming van kinderen, in hoofdstuk 8 zijn bijvoorbeeld vereisten toegevoegd voor kinderen om hun vingers te testen – testsonde 18, bijvoorbeeld, een deel van deel 2 van de normen vermeldt specifiek dat het product geen knipperende lichten of geluiden mag hebben om kinderen aan te trekken, en dat er enkele vereisten zijn in clausule 22.44; de verhoging van de vereisten van 22.51 is bedoeld om enkele lichamelijk gehandicapte mensen te beschermen.